Matrassen en meubels creëren complexe brandrisico’s. Lieuwe de Witte van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) deelt de actuele inzichten voor de werkpraktijk van bhv’ers en bhv-organisaties.
“Het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) verzamelt inmiddels zo’n vijftien jaar data over fatale woningbranden in Nederland. Daaruit blijkt dat in een derde van de gevallen matrassen en bekleed meubilair de bron zijn”, zegt Lieuwe de Witte, lector Brandveiligheidskunde bij het NIPV. Hij is sinds 2010 verbonden aan het NIPV, eerst als (gast)docent en onderzoeker en sinds 2022 als lector. De Witte houdt zich al ruim twintig jaar bezig met brandveiligheid. Hij werkte onder meer als brandveiligheidsadviseur voor de Rijksgebouwendienst en Nieman Raadgevende Ingenieurs.
“Vooral vanwege de risico’s van grote rookverspreiding is de brandveiligheid van meubilair een serieus en complex probleem. Niet alleen voor woningen, maar ook voor onder meer zorginstellingen, gevangenissen en hotels waar bhv’ers actief zijn”, voegt De Witte toe. “Bij een brand in een matras of een bank kan een enorme hoeveelheid rook ontstaan, die zich snel door een gebouw verspreidt. Dat zet het veilig vluchten, evacueren en ontruimen ernstig onder druk.”
In 2019 deden de Brandweeracademie van het IFV (de voorloper van het NIPV), Veiligheidsregio Utrecht en Brandweer Nederland een praktijkonderzoek naar rookverspreiding in een leegstaand woonzorgcentrum in Oudewater. “Een belangrijke les daaruit was dat een relatief simpele brand in korte tijd zodanige rookverspreiding kan veroorzaken dat de vluchtroutes niet meer begaanbaar zijn”, vat De Witte samen. Een vergelijkbaar inzicht is naar voren gekomen uit het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) naar een fatale flatbrand in Arnhem in 2020.
Community of Practice voor brandveiliger meubilair
Het NIPV doet onderzoek naar de oorzaak van branden én neemt initiatieven om de brandveiligheid van matrassen en meubilair in de woonomgeving, zoals in zorginstellingen en seniorencomplexen, te verbeteren. De Witte: “In 2020 deelden we tijdens een congres de nieuwste inzichten over wet- en regelgeving, onderzoek en innovatieve oplossingen. Sinds 2022 werkt een Community of Practice (CoP) samen met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en diverse marktpartijen – waaronder producenten en leveranciers – aan eisen en testmethoden voor brandveiliger meubilair.”
De CoP heeft een uitgangspuntendocument opgesteld, dat input geeft voor het wetgevingstraject dat het ministerie is gestart naar aanleiding van het OVV-onderzoek in Arnhem. “Er zijn in Nederland momenteel weinig tot geen voorschriften voor brandveilige meubels. In het uitgangspuntendocument staan zeven punten waar de toekomstige wet- en regelgeving wat betreft de betrokkenen rekening mee zou moeten houden. De CoP ondersteunt het wetgevingsproces door de uiteenlopende belangen van marktpartijen – grote merken zoals Ikea en Auping, maar bijvoorbeeld ook kleine producenten en de leveranciers van vullingen en brandvertragende materialen – samen te brengen. Zodat er werkbare regels komen, die alles op productniveau goed regelen en de brandveiligheid dus daadwerkelijk verbeteren.”
De Witte benadrukt dat het ook belangrijk is om verder te kijken dan het meubilair als zodanig. “De risico’s ontstaan juist door de combinatie van de ontstekingsbron en het meubel. Er zijn bijvoorbeeld steeds meer batterijen en accu’s in onze woonomgeving. Zelfs in meubels, zoals in draai- en relaxstoelen die je in allerlei standen kunt zetten. Een batterijbrand is een forse ontstekingsbron met een heel grillig verloop. Dat veroorzaakt een heel ander soort incident dan een brand die ontstaat als een meubel in contact komt met een sigaret of een vlammetje van een kaars.” De energietransitie betekent ook dat gebouwen steeds beter worden geïsoleerd en luchtdichter worden gebouwd. Dit zorgt voor verminderde luchttoevoer, waardoor de rookproductie van een meubelbrand vergroot.
Klein object, groot effect
Het thema brandveilig meubilair is volgens De Witte niet alleen actueel vanwege de komst van wet- en regelgeving. Er is ook bij bhv-organisaties die opereren in woonomgevingen aandacht nodig voor het vraagstuk. “In de meeste woonomgevingen staan nu eenmaal meubels. Een meubelbrand veroorzaakt in potentie zeer veel rook. Bhv is natuurlijk niet verantwoordelijk voor brandbestrijding. Maar bhv’ers maken wel de beslissing of een beginnend brandje effectief en veilig met een handblusser kan worden gedoofd, of dat er wordt ingezet op ontruiming. Speciaal voor NIBHV hebben wij als NIPV de inzichten uit onze onderzoeken naar rookverspreiding vertaald naar praktisch toepasbare lessen voor bhv-organisaties.” De concrete handelingsperspectieven zijn verwerkt in de les- en leerstof van NIBHV.
“Een brand in een relatief klein object zoals een matras of een stoel kan een zeer groot effect hebben”, benadrukt De Witte. “De vulling brandt snel en produceert in korte tijd zeer veel rook, die grote hoeveelheden giftige gassen bevat. In kleine ruimten wordt de brand gesmoord, en neemt de rookproductie juist toe. Door de hitte van de brand verspreidt de rook zich gemakkelijk – met een hoge snelheid en een grote intensiteit – naar andere ruimten. Naarmate de rook langs wanden en plafonds stroomt, vermindert de warmte. De verspreiding vindt dan vooral plaats door luchtverplaatsingen in het gebouw, die ontstaan door ventilatiesystemen en door deuren die openstaan of opengaan.”
Complicaties rond rookverspreiding
De rookverspreiding van brandend meubilair maakt het buitengewoon ingewikkeld voor bhv’ers en hulpverleners om adequaat te handelen, zegt De Witte. “Je wilt het rookverspreidingsgebied zo klein mogelijk maken, dus zo dicht mogelijk bij de bron optreden. Maar het is vrijwel onvermijdelijk dat je als bhv’er ook zorgt voor extra rookverspreiding. Een brand in een gesloten ruimte wordt gesmoord, maar als je de deur opent voor een inspectie of voor een redding dan heeft dat invloed op de brand en neemt de rookverspreiding toe.”
Een tweede complicatie heeft te maken met de onzichtbaarheid van een aantal rookgassen, zoals koolmonoxide. “Je bent geneigd om te acteren op wat je ziet, en om per ruimte polshoogte te nemen. In ons onderzoek zien we dat de giftige gassen zich over een grotere afstand verspreiden dan de zichtbare roetdeeltjes in de rook. Dus rond ruimten met zichtbare rook kan er sprake zijn van hoge concentraties van gevaarlijke gassen, waardoor het noodzakelijk is om daar ook te evacueren. Sterker nog, het bedreigde gebied kan door de rookverspreiding steeds groter worden. Bijvoorbeeld als gevolg van deuren die worden geopend om mensen naar buiten te begeleiden.”
Van meubel naar gebouw
De Witte adviseert bhv-organisaties in woonomgevingen om goed op de hoogte te blijven van de actuele inzichten over de brandrisico’s van matrassen en meubels. “Elke bhv’er heeft basiskennis nodig van de risico’s en de aandachtspunten voor de omgang ermee. Denk aan het gegeven dat de giftige bestanddelen van rook grotendeels onzichtbaar zijn, en zich ook onzichtbaar verspreiden vanuit de ruimten waar rook zichtbaar aanwezig is. Daarom is het essentieel om bij ontruimingen en oefeningen aandacht te besteden aan de bedreigde ruimten én aan potentieel bedreigde gebieden. En om deuren te sluiten om verdere rookverspreiding tegen te gaan.” Een goede kennis van het gebouw helpt daarbij. Zo verspreidt rook zich soms via kieren en naden, en geeft een brandmeldinstallatie inzicht in de locaties waar zichtbare rook is gedetecteerd.
Bhv-organisaties kunnen een actieve rol spelen in het verbeteren van de brandveiligheid van meubilair, aldus De Witte. “Je kunt intern aandacht vragen voor de inkoop van veilige producten. Daarnaast is een bhv’er een belangrijke schakel om een breder perspectief op de brandveiligheid van het gebouw en de omgeving uit te dragen. Vooral als er kwetsbare bewoners zijn. De basisvraag zou moeten zijn: hoeveel tijd wil ik als bhv hebben om veilig te ontruimen? Het gebouw moet op de gewenste tijd worden aangepast. Neem bijvoorbeeld extra maatregelen om de bron in een compartiment klein te houden. Alles draait om tijd: want hoe kleiner de bron is, hoe beter de bhv kan optreden.”
Bron: Vakblad Veiligheid